Zeldzame zonnedauw in Julianadorp aan Zee!

Meestal worden planten door dieren gegeten, maar er zijn ook planten die dieren eten. In Nederland komen drie soorten vleesetende planten voor die allemaal lid zijn van de zonnedauwfamilie: de kleine zonnedauw, lange zonnedauw en ronde zonnedauw.

Zonnedauw laat zich in verschillende landschappen zien, ook in de (zee)duinen! In het duinlandschap groeit alleen maar de ronde zonnedauw en dan alleen nog maar in kalkarme duinvalleien. Omdat in sommige duinvalleien het stikstofgehalte te laag is, heeft de evolutie de plant aangezet om vlees te eten. Zonnedauw is uiterst zeldzaam en derhalve wettelijk beschermd.

Wie in de duinen loopt, hoeft niet bang te zijn om zijn been of erger zijn leven te verliezen aan de zonnedauw. Mensen staan niet op zijn menu! De zonnedauw is een insecteneter.

Wereldwijd zijn er honderden verschillende soorten vleesetende planten beschreven, die er allemaal verschillende methodes op na houden om dieren te laten hemelen. Grofweg gebruiken ze hierbij vijf soorten vallen: de kleefval, dichtklappende val, bekerval, zuigval en fuikval. De zonnedauw bedient zich van de kleefval, waarmee hij uiterst succesvol dood en verderf zaait onder de vertegenwoordigers van de insectenwereld.

De zonnedauw heeft een wortelrozet en langgesteelde bladeren die aan de bovenkant bezet zijn met klierharen. Deze scheiden een kleverig vocht af dat lijkt op ‘dauwdruppels’. Echter deze dauwdruppels verdwijnen niet met de opkomende zon, vandaar dat de plant de naam zonnedauw heeft gekregen.

Met de kleefdruppels worden voornamelijk kleine insecten zoals vliegen, mieren, kevers, muggen en spinnen gevangen. Maar ook grotere jongens als waterjuffers, watersnuffels en azijnwaterjuffers kunnen het haasje zijn. Als een insect aan een kleefdruppel blijft vastplakken, begint de nachtmerrie voor het onfortuinlijke diertje. Als de prooi spartelt om los te komen, kan hij nog meer druppels raken en daardoor nog meer verkleefd raken. Vervolgens scheiden de bladeren een kleine hoeveelheid mierenzuur af die een beetje van het prooi-eiwit doet oplossen. Hierdoor wordt het blad geprikkeld en wikkelt het zich om het ten dode opgeschreven diertje heen. 

Daarna volgt de vertering: het blad gaat enzymen afgeven die de eiwitten van het insect gaan afbreken. Vervolgens worden deze aminozuren opgenomen door het blad waardoor de stikstofvoorraad van de plant aangevuld wordt. Na een paar dagen is het insect door de plant verteerd, ontrolt het blad weer en maakt het zich op voor het volgende slachtoffer.

Doordat het plantje canivore eigenschappen bezit, heeft het in de loop van de tijd verschillende bijnamen gekregen zoals het mierendodertje, vliegenvangertje en libellenhemelaartje. 

De zonnedauw spreekt al eeuwenlang bij de mensen tot de verbeelding. Zo dachten de alchimisten dat je van de druppels van het plantje zuiver goud kon maken. Dit was weer één van hun onaflatende pogingen om uit onedele metalen en kruiden het meest waardevolle edelmetaal te maken. De zonnedauw werd vroeger ook gebruikt om er verschillende drankjes van te maken zoals goudwater; een beroemde likeur die bekend staat onder de naam Rosoglio. Daarnaast zagen gelovige mensen in de druppels van de zonnedauw de tranen van de heilige Maria: Mariatranen!