Jaarlijks ontvluchten duizenden Nederlanders in het najaar ons landje om te overwinteren in het zuiden van Europa. Naast mensen heeft ook een deel van de vaderlandse vogels de neiging om het nare weer voor te zijn. De boomleeuwerik is daar een voorbeeld van. De meeste boomleeuweriken verlaten in de winter Nederland om in het voorjaar weer terug te keren. Als hij in Nederland is, bivakkeert hij graag in het kustgebied.
Het duinlandschap is één van de geschikte biotopen voor de kieskeurige boomleeuwerik. Naast de boomleeuwerik is er een handjevol andere vogelsoorten (duinpieper, tapuit en de nachtzwaluw) dat dol is op schrale heide- en zandgronden die veelvuldig in duinvalleien voorkomen. De boomleeuwerik is een grijsbruine zangvogel die net iets groter is dan de vertrouwde huis-, tuin-, en keukenmus. Door zijn wenkbrauwstreep lijkt hij op Zorro, de filmheld. Een witte Zorro welteverstaan, want het lijntje boven zijn oog is niet zwart, maar wit.
De boomleeuwerik heeft een verwant neefje in Nederland: de veldleeuwerik. Veldleeuweriken zijn wat groter en minder zeldzaam dan boomleeuweriken. Zoals de naam al doet vermoeden bevindt hun favoriete biotoop zich elders. De boomleeuwerik is de enige inheemse leeuwerik die in bomen zit.
Overigens is de kans groter dat je een boomleeuwerik hoort dan ziet. Het gezang van het vogeltje is namelijk fameus: geen stompzinnig riedeltje, maar een liedje dat uit meer dan zestig coupletten bestaat. Vriend en vijand zijn het erover eens dat de boomleeuwerik één van de mooist zingende zangvogels van het land is. Door dit hemelse gezang heeft de boomleeuwerik de naam madelief en zoetelief verkregen.
Naast zijn fenomenale gefluit, staat de boomleeuwerik bekend om zijn spectaculaire baltsvlucht. Eerst zoekt de vogel de hoogste boomtak op, vervolgens stijgt hij loodrecht op als een Harrier om nog meer hoogte te winnen.
Daaropvolgend wordt een spiraalvormige daling ingezet die overgaat in een vrije val richting het aardoppervlak. Net boven de grond wordt een u-turn aangewend om een fatale crash te vóórkomen. In plaats van op de grond te pletter te slaan, schiet hij weg in de aanwezige bosschages. Deze hele act om de dames te imponeren, wordt uiteraard begeleid met het nodige gezang.
De boomleeuwerik is dol op zingen. Hij brengt zelfs ’s nachts zijn liederen ten gehore, als het leeuwendeel van de gevleugelde vrienden en de rest van het dierenrijk op één oor ligt. Fijn! Al dat zingen en hofmaken kost bakken met energie, dus moet er constant brandstof getankt worden. In de zomer is de boomleeuwerik een carnivoor en staan insecten op het menu: rupsen, miljoenpoten, spinnen, vliegen, kevers en vlinders zijn dan het haasje. Als gedurende de winter de temperatuur gaat dalen, wordt hij een parttime-vegetariër en vult hij zijn maagje voornamelijk met zaden.
Als het mannetje vaardig is in de hofmakerij zal hij een vrouwtje bekoren en verkrijgen. Samen wordt er aan het nageslacht gewerkt. Het uiteindelijke nest wordt op de grond gebouwd, in de buurt van een boom. De buitenrand van het nest wordt door het vlijtige mannetje met gras gevlochten. Donzige vruchtpluizen zijn de materialen waarmee het vrouwtje vervolgens de binnenkant opvult. De aanpalende boom wordt door het heertje als uitkijkpost of zangpost gebruikt.
Het gaat redelijk goed met de boomleeuwerik als broedvogel in Nederland: het aantal broedparen ligt momenteel op meer dan vijfduizend exemplaren!