Wie aan bloembollen denkt, denkt aan Nederland. Wie aan het kweken van bloembollen denkt, denkt aan Lisse. Lisse als het centrum van de bollenstreek met als bloeiend middelpunt de Keukenhof; het bloemenpark dat jaarlijks meer dan één miljoen toeristen en bloemliefhebbers naar zich weet te lokken. Lisse is echter al lange tijd niet meer het centrum van de bloembollenkweek. Het leeuwendeel van de hedendaagse bollenkwekers boert namelijk niet meer in Zuid-Holland, maar in Noord-Holland. Beter gezegd, in de Kop van Noord-Holland.
Een bloembol is een bolgewas dat overwintert door in een bol, in feite een bolvormige ophoping van vlezige bladeren, voedsel op te slaan. Sommige bolgewassen zijn als voedingsmiddelen bekend, zoals uien en knoflook. Andere bolgewassen, de bloembollen, worden voor de sier gekweekt. Dan moet je denken aan tulpen, hyacinten, krokussen, narcissen, blauwe druifjes, et cetera. In het kweken van sierbolgewassen is Nederland al eeuwenlang koploper.
Julianadorp aan Zee: centrum van de grootste bollenstreek ter wereld
Nederland exporteert jaarlijks meer dan vier miljard bloembollen. Als je wilt weten waar al die bollen gekweekt worden, moet je een bezoek aan de Noordkop brengen. Sinds zich in 1911 in Anna Paulowna (gemeente Hollands Kroon) de eerste bollenkweker vestigde, is de Noordelijke Bollenstreek (Noordelijk Zandgebied) met 12.000 hectare uitgegroeid tot het grootste aaneengesloten bloembollengebied ter wereld. De Noordelijke Bollenstreek omvat drie polders: de Anna Paulownapolder, de Zijpe – en Hazepolder en de Koegraspolder. Midden in de Koegraspolder ligt Julianadorp.
In den beginne …
Het begon allemaal in 1593. In dat jaar plantte Carolus Clusius zijn eerst tulpenbol in de Leidse Hortus waarna de exotische bloem Nederland betoverde en veroverde. De bloembollen bleken het goed te doen in het duingebied rondom Haarlem. Kwekers ontwikkelden hier steeds meer nieuwe bijzondere soorten. Deze waren zo gewild dat de bloembollen steeds kostbaarder werden. Uiteindelijk waren sommige bloembollen evenveel waard als een grachtenpand in Amsterdam!
In 1637 kwam aan deze zogenaamde tulpenmanie in één klap een eind. De vraag zakte tijdelijk in, maar bloembollen waren niet meer weg te denken uit Nederland. Jarenlang veranderde er weinig, maar rond 1830 naam de vraag naar bloembollen weer sterk toe. De bollentelers vergrootten hun bedrijven en nieuwe telers meldden zich. Na 1880 versnelde de schaalvergroting en verplaatste het zwaartepunt van de teelt van Haarlem richting Hillegom en Lisse. De vraag bleef echter sterk groeien en zodoende kampten de telers in de Zuidelijke Bollenstreek al snel met ruimtegebrek. Ze gingen op zoek naar alternatieve teeltgebieden. In 1911 vestigde een bloembolteler uit Voorhout zich in de Anna Paulownapolder. Dit was het begin van de bloembollenteelt in de Kop van Noord-Holland. De keuze van de Anna Paulownapolder lag niet echt voor de hand voor de teelt van bloembollen.
Telers hadden namelijk te maken met harde zeewind, verstuiven van grond, onvakkundig personeel, langdurig transport over water en een hoog zoutgehalte in de grond. Allemaal funest voor de bloembollen. De Anna Paulownapolder bood echter ook grote voordelen: minder bladluizen die virussen verspreidden, een goede kwaliteit van de zandgrond en de lage grondprijzen. De eerste jaren waren derhalve moeilijk, maar na 1945 nam de bloembollenteelt in het noorden van Nederland een grote vlucht. Er vestigden zich steeds meer zelfstandige bedrijven in de Kop van Noord-Holland. Bovendien werd het zoutgehalte teruggedrongen, onder andere door het gemaal ‘De Helsdeur’ in het Noordhollandsch Kanaal.
Reizende bollenkraam
Bollentelers zijn voortdurend op zoek naar verbeteringen. Het moet meer, schoner en slimmer. De voortdurende groei heeft ervoor gezorgd dat de telers op zoek zijn gegaan naar alternatieve uitbreidingsmogelijkheden. Zo is de ‘reizende bollenkraam’ ontstaan. Telers pachten elders (ook buiten de provincie) grond om extra bollen te kunnen telen. Julianadorp aan Zee behoort zogezegd tot de Noordelijke Bollenstreek. In de Noordelijke Bollenstreek gedijen de bloembollen het beste. Door de Noordzeekust en de ligging van het IJsselmeer, is het gebied altijd net wat koeler dan in de rest van Nederland. De wind zorgt voor een klimaat zonder insecten, hierdoor is de virusdruk nagenoeg nihil. De gronden zijn van oud zand welke een optimale capillaire werking hebben. Het zand ligt ongeveer één meter boven zeeniveau, waardoor de bloembollen schoon en optimaal kunnen groeien.
Het najaar (september-december) is dé tijd voor het planten van de meeste bloembollen. De bloembollen die geplant moeten worden, worden aangevoerd in grote kisten. Ze hebben nog niet het formaat om verhandeld te worden en worden daarom aangeduid als ‘plantgoed’. De bloembollen worden met een zogenaamde plantmachine in de grond gebracht. De plantmachine bestaat uit een grote trechter waarin de bollen worden gestort met behulp van een hef- en kantelinrichting voor en op een trekker. Daarna rollen ze over een soort lopende band naar de plantbuizen die de bloembollen op de vooraf ingestelde diepte in de grond brengen.
Een extra wiel, dat schuin naast de plantmachine is aangebracht, schuift de grond dat van het plantenbed is afgerold weer over de bloembollen heen. Vroeger was dit planten handwerk, tegenwoordig kan het gehele plantwerk door één man worden gedaan, waarbij hij uitsluitend wordt geholpen door geavanceerde plantmachines. Het handmatig pellen van bloembollen is bijna geheel door pelmachines overgenomen. Het klaarmaken van de bloembollen voor de machine vraagt wel extra aandacht, maar daardoor kunnen nu twintig man samen met de machine het werk in dezelfde tijd doen, waar men vroeger honderdtwintig man voor nodig had.
Onder water
In de jaren tachtig van de vorige eeuw kwam een bloembollenteler op het idee om zijn grond onder water te zetten. Dit was naar aanleiding van het feit dat, nadat in 1944 de Wieringermeer onder water was gezet, er een aantal een aantal jaren zonder problemen met zieke gewassen geteeld kon worden. Door de akker onder water te zetten (het zogenaamde inunderen) zou de druk van de ziekten afnemen. Een zeer milieuvriendelijke manier van ziektebestrijding dus. Om deze reden is het onder water zetten van bloembolgronden tot stand gekomen en tegenwoordig gemeengoed voor alle kwekers. Als je eind april en begin mei Julianadorp aan Zee bezoekt, staan alle sneeuwklokjes, krokussen, narcissen, hyacinten, irissen, blauwe druifjes, tulpen, lelies, gladiolen, et cetera in volle bloei en is het genieten van de kleuren en geuren van de bollenvelden in de Kop van Noord-Holland.