Nederland bezit de grootste Atlantische woestijnen van Europa!
Pardon? Atlantische woestijnen in Nederland? Jazeker, zo worden de grote zandverstuivingen genoemd die ons land rijk is. Atlantische woestijnen zijn woestijnen die ontstonden onder een vochtig klimaat. Weersomstandigheden die we in Nederland gewend zijn.
De ontstaansgeschiedenis van Atlantische woestijnen mag in vergelijking met klassieke woestijnen dan anders zijn, de woestijnbeleving voor de bezoekende mens doet er niet veel voor onder. Als je bijvoorbeeld door de Loonse en Drunense Duinen doolt, de grootste zandverstuiving van Nederland, waan je jezelf even in de Afrikaanse Sahara. Atlantische woestijnen zijn in Europa dun gezaaid, de grootste concentraties bevinden zich zogezegd binnen onze landsgrenzen.
Een zandverstuiving is in velerlei opzichten een uniek natuurverschijnsel. Zo heerst er een extreem microklimaat; op één en dezelfde dag kan het kwik in de thermometer er klimmen tot meer dan vijftig graden Celsius om later een vrije val te maken tot ver onder het nulstreepje. Klaarblijkelijk fungeren de miljarden zandkorreltjes als piepkleine vergrootglaasjes die zonnestralen dusdanig kunnen breken, waardoor ze de temperatuur alle kanten op sturen.
Als de wind plotseling rondom een zandverstuiving opsteekt, word je getuige van een fascinerend natuurschouwspel. Oneindig veel zandkorreltjes worden dan opgetild, groeperen zich en wervelen vervolgens als fraai gevormde entiteiten over de zandvlakte heen. Op het moment dat de weergoden echter kwaad in de zin hebben en hoge windsnelheden over de zandverstuiving doen blazen, wordt alles en iedereen die zich daar bevindt op een hardhandige manier gezandstraald.
De zandverstuivingen die langs de driehonderd kilometer lange Nederlandse kust voorkomen, noemen wij duinen. Tegen dat licht zou je Atlantische woestijnen van ons polderlandje ook wel de binnenlandse duinen kunnen noemen. Naast het feit dat zeeduinen en binnenlandse duinen voor mensen fantastische wandelgebieden vormen, zijn het voor tal van planten en dieren de natuurlijke habitatten.
Voor de duinpieper bijvoorbeeld.
Duinpiepers zijn kleine grondvogels die meestal parmantig rechtop staan; een fraai en zelfverzekerd gezicht opleverend. Het zijn vogelbeesten die van een open terrein houden met weinig plantengroei; zandverstuivingen zijn dus ideaal. Op de grond zijn het drukke baasjes die naarstig op zoek zijn naar hun prooidiertjes; insecten, larven, spinnetjes en andere priegelbeestjes die zich tussen het zand ophouden. Duinpiepers zijn trekvogels die overwinteren in de Sahel, de savanne ten zuiden van de Sahara, en in die het voorjaar weer naar Nederland komen. Of moeten we zeggen kwamen?
Het gaat namelijk niet goed met de duinpieper in Nederland als broeder en trekker. De bovenbeschreven stuifzandgebieden zijn nog maar een fractie van wat ze ooit waren en staan bovendien onder druk. Naast bebossing en ontginning lonken er nog veel meer gevaren voor de stuifzandgebieden en daarmee ook voor de duinpieper.
Door al ons getuf met automobielen komen er veel, al dan niet gecatalyseerde, uitlaatgassen in de lucht terecht. Deze onwelriekende dampen, die barstensvol met stikstof en koolstofdioxide zitten, slaan uiteindelijk middels de regen neer in stuifzandgebieden die daardoor ‘bemest’ worden.
Tegenwoordig zijn stikstofminnende planten derhalve de baas in stuifzandgebieden en overwoekeren andere plantensoorten. Zo vaart bij de nieuwe ontstane situatie het grijs kronkelsteeltje er wel bij. Dit schepsel wordt mospest genoemd en die naam heeft hij niet voor niets gekregen. Buntgras is één van zijn slachtoffers die hij genadeloos overwoekert. Dat is jammerlijk, want buntgras trekt veel voor de duinpieper culinair interessante insecten aan. Minder insecten betekent minder voedsel voor de duinpieper.
Daarnaast hebben stuifzandgebieden last van de hoge recreatiedruk die daar heerst. Weliswaar zijn sommige gebieden voor mensen niet toegankelijk, maar een deel van de natie heeft lak aan verbodsbordjes en banjert overal recht doorheen. Bovendien werken stuifzandgebieden als magneten op kinderen. Als zij een zandberg zien, grijpen ze direct naar hun emmertjes en schepjes om als kleine aannemers enorme bergen zand te gaan verzetten
Duinpiepers zijn naast grondvogels ook grondbroeders. Het nestje wordt vaak verstopt achter een graspolletje dat solitair uit het zand omhoog priemt. Als zandtoeristen daar lukraak doorheen wandelen of grote stukken zand afgraven, zijn de beesten gevlogen …