Samenballende boomkruipers in Julianadorp aan Zee!

De manier waarop de boomkruiper zijn jachtterrein systematisch afstruint, is fascinerend te noemen. De basten van bomen vormen het jachtgebied van het piepkleine vogeltje en de bejaagden zijn de kleine priegelbeestjes die zich daarin verschuilen.

De boomkruiper is een superspecialist die niet op de bonne fooi van boom tot boom fladdert, maar een duidelijk vooropgesteld plan heeft. Het gevleugelde vriendje rent namelijk spiraalsgewijs als een bosmuis tegen boomstammen omhoog. Hierbij speelt zijn stugge staart een sleutelrol, deze wordt namelijk als een noodzakelijke steun gebruikt om niet achterover van de stam af te kletteren. 

Als hij in een boom de bovenste regionen heeft bereikt, laat hij zich vervolgens in een glijvlucht naar de voet van een naastgelegen boom zweven en begint de kruiperij weer van voor af aan. Op deze manier wordt iedere centimeter boomschors van de door de boomkruiper bezochte bomen gescand.

Om in de spelonken van boomschorsen het daar levende insectengespuis de stuipen op het lijf te jagen, maakt de boomkruiper gebruik van een lange gebogen snavel. Met dit pincetvormige instrument worden onfortuinlijke vliegjes, torretjes, rupsjes en spinnetjes met een chirurgische precisie uit hun schuilplaatsen gepeuterd.

De goed gecamoufleerde boomkruiper is een druk baasje dat de hele dag aan het pieren, peuren, porren en peuteren is om zoveel mogelijk insecten aan de boomschors te onttrekken. Hij zal wel moeten; het is zogezegd een niet zo’n groot vogeltje. Kleine dieren hebben een relatief groot oppervlak ten opzichte van het volume waardoor het warmteverlies groot is. Er moet doorlopend brandstof gesprokkeld worden om de kachel aan de praat te houden. Dat geldt zeker voor de boomkruiper!

Het mag zelfs niet heel erg koud worden. Als koning winter het flink op zijn heupen krijgt en het kwik in de thermometer een vrije val maakt, krijgen de boomkruipers het moeilijk. Heel moeilijk. De warmte die vrijkomt bij de verbranding van de insectenlijkjes kan dan niet meer voorkomen dat de inwendige thermostaat een waarde bereikt die niet meer verenigbaar is met het boomkruipersleven. 

Gelukkig heeft de boomkruiper een oplossing gevonden. Een oplossing waarbij wel alle onderlinge rivaliteiten van de boomkruipers opzij worden geschoven. Een oplossing waarbij de beesten het begrip comfortzone laten varen. De boomkruipers kruipen namelijk niet alleen langs bomen, maar kruipen bij koud weer ook tegen elkaar en op elkaar. Héél dicht tegen en op elkaar. Er ontspruit dan een bal van boomkruipers; een boomkruiperbal waar soms meer dan tien veren uitsteken! Op deze manier ontstaat een gunstigere verhouding tussen het oppervlak en het volume. Door tegen elkaar aan te kruipen, neemt het oppervlak per boomkruiper namelijk af.

Desalniettemin sneuvelen er veel boomkruipers gedurende meedogenloze winters. Door het feit dat het vrouwtje tijdens het broedseizoen veel eitjes legt, wordt het boomkruiperbestand in Nederland redelijk op pijl gehouden. Meer dan zeven boomkruiperkuikens per koppeltje boomkruipers is namelijk eerder regel dan uitzondering. Deze jongen verblijven ongeveer twee weken in het nest, vooraleer ze uitvliegen. Een nest waar doorgaans weinig aandacht aan is besteed en vaak nonchalant is weggemoffeld achter een paar uitstekende stukken boomschors.