Piepkleine dodaarzen in Julianadorp aan Zee!

Met een gewicht van amper honderdvijfentwintig gram mag de dodaars zich het kleinste waterwatervogeltje van Nederland noemen. Daarmee is dit lid van de fuutfamilie bijna een factor honderd lichter dan Neerlands grootste watervogel, de zwaan. Als laatstgenoemde vogel op de weegschaal gaat staan, stagneert de wijzer pas bij het streepje van twaalf kilogram. De dodaars is zelfs één van de kleinste fuutsoorten van de wereld.

Tegenwoordig is het uiteraard streng verboden om op dodaarzen te jagen, maar vroeger was dat geen enkel probleem. De hagel vloog hen veelvuldig om de oren. Hagel dat, voordat het in het jachtgeweer werd geladen, door de jager werd meegetorst in een hagelzakje. Een hangelzakje dat luguber genoeg uit de huid van een onfortuinlijke soortgenoot was gemaakt. Vroeger werden dodaarzen namelijk ‘hagelzakjes’ genoemd. De beesten werden geschoten, gevild en binnenstebuiten gekeerd, om daaropvolgend als beurs voor hagelmunitie te dienen.

De naam dodaars komt van dod, dot. Dat is een pluk donsachtige veertjes dat zijn achterste (aars) vormt. In eerst instantie stond de dodo op de nominatie om deze naam te krijgen. De dodo! De door wijlen Boudewijn Büch hoog geadoreerde loopvogel, die zich vierhonderd jaar geleden als een mak schaap liet doodknuppelen door koloniserende landgenoten. De Nederlandse ontdekkingsreizigers ontdekten namelijk dat het vlees van de dodo hoogst appetijtelijk was en roeiden vervolgens in een paar jaar tijd de hele populatie op Mauritius uit. Helaas was dit Afrikaanse eiland de enige plek op de wereld waar ze voorkwamen, dus door de vraatzucht van onze reislustige voorvaderen stierf de dodo uit.

Gelukkig gaat dit scenario zich niet voor de dodaarzen ontrollen. Uit moddervette dertig kilogram wegende dodo’s kun je uiteraard een hele trits dodobiefstukken snijden, aan dodaarzen daarentegen zit amper vlees. Alhoewel, gewichtsgenoten als kwartels en duiven verdwijnen ook met grootste gemak in pruttelpannen of komen op vlammende barbecues terecht. Size does not matter, klaarblijkelijk.

Dodaarzen zijn uiterst schuwe watervogels; je ziet ze amper. De kans dat je ze hoort, is vele malen groter. Ze houden er namelijk een onmiskenbare hinnikende baltsroep op na. Bibibibibi …, bibibibibi …, klinkt het gedurende de dodaars-hofmakerij-periode in het riet- en moeraslandschap van Nederland. Dat kan tot interessante taferelen leiden als je aan de wandel gaat in de Oostvaardersplassen. In de verte hoor je dan het gehinnik van konikpaarden en in het riet schieten dodaarzen weg die hetzelfde riedeltje uit hun keeltjes laten vertrekken.

Soms zie je dodaarzen wel, maar wil je ze niet zien op de plaatsen waar je ze ziet. Bijvoorbeeld als het hard vriest en de watertjes dichtgevroren zijn. Dodaarzen zijn namelijk voor hun voedselvoorziening volledig afhankelijk van open water. Op die momenten verzamelen de dodaars zich in de laatste open plekjes in het water. Dodaarzen zijn echter duikers, die voor hun voedselvergaring én bij gevaar direct kopje onder gaan. Als een dodo in een wak onderwater schiet, moet hij wel weer het gat kunnen vinden. En daar gaat het geregeld fout. Schaatsers schaatsen dan over ijs daaronder zich dode dodaarzen bevinden; deze hebben de weg naar het wak niet weten terug te vinden en hebben dat met de dood moeten bekopen!