Opportunistische egels in Julianadorp aan Zee!

In Nederland leven 782 verschillende soorten gewervelde dieren: 500 vogelsoorten, 200 vissoorten, 60 zoogdiersoorten, 10 kikkersoorten, 5 salamandersoorten, 4 hagedissoorten en 3 slangensoorten. Sommige van deze diersoorten komen in alle provincies voor, andere hebben een veel kleiner leefgebied. De merel is met meer dan één miljoen exemplaren de meestvoorkomende vogel van Nederland en laat zich derhalve in iedere hoek van het land zien. Bij de korenwolf daarentegen gelden andere getallen, slechts een handjevol van deze hamsters moet zien te overleven op een paar akkertjes diep in het zuiden van Limburg.

Egels zijn zoogdieren die zich in alle Nederlandse landschappen laten zien, ook in de 254 kilometerslange duinstrook die ons land rijk is. Het zijn dus dieren die zich gemakkelijk hebben aangepast aan iedere denkbare omgeving. Als een egel ten tonele verschijnt, moeten vooral insecten zich grote zorgen maken. Bij harde insecten zoals kevers gebruikt de egel zijn bek als notenkraker om het noodlottige dier direct te laten hemelen, zachte insecten daarentegen zoals rupsen worden levend naar binnengewerkt.

Ondanks het feit dat egels op paper insecteneters zijn, zijn het ook opportunisten pur sang. Zij vullen hun dieet maar al te graag aan met kleine dieren zoals kikkers, hagedissen, slangen, muizen en mollen. Maar ook eieren, bessen, vruchten, aas en paddenstoelen staan op menu van egels. Het feit dat egels niet-kieskeurige-veelvraten zijn, verklaart hun grote mate van verschijning in Nederland.

Egels zijn levende, goed bewapende bastions. Maar hebben toch ook vijanden. Uilen, buizerds en kiekendieven zetten hun scherpe klauwen en snavels in, om dwars door het stekelpantser heen te prikken om ze vervolgens helemaal uit te hollen. Een egel moet niet alleen regelmatig naar boven kijken om zijn eigen hachje te redden, maar ook frequent links en rechts over zijn schouders. Bunzings, marters, ratten, dassen en vossen kunnen zomaar opduiken met kwade bedoelingen. De tijdspanne tussen leven en dood is bij deze predatoren maar een paar milliseconden. 

Als de egel nog in staat is om zich snel op te rollen, zijn zijn belagers nagenoeg kansloos: dan ontstaat een ronde gestekelde bal waar geen doorkomen aan is. Als hij zich echter te laat oprolt, is zijn kwetsbare ongestekelde buik een fractie van een seconde toegankelijk voor de roofdieren en is het beest meestal ten dode opgeschreven.

Voor de vos maakt het niet uit of de egel wel dan niet is opgerold. Met zijn engelengeduld en intelligentie blijft hij net zolang de egel treiteren dat hij uiteindelijk capituleert. Eén van de effectieve methodes die Reintje daarbij inzet, is dat hij de egel in het water rolt waardoor hij zich wel móet ontrollen om aan de verdrinkingsdood te ontsnappen. Uiteraard is dit uitstel van executie voor de egel.

Paradoxaal genoeg hebben egels een hoge aaibaarheidsfactor: niet in de letterlijke zin natuurlijk, een mens kan zich lelijk verwonden aan diens stekeljasje. Maar bij de meeste mensen, met name bij kinderen, roepen egels veel vertedering en ontzag op. Het is niet voor niets dat er in Nederland tientallen opvangcentra voor onfortuinlijke egels zijn!