Grijze muizen onder de zangvogels, zo worden ze genoemd: braamsluipers! Grijze muizen in de letterlijke en figuurlijke zin des woords: het verenkleed van de braamsluiper is gespoten in een grijze kleur en het bestaan van het vogelbeest is doorgaans onopvallend en terughoudend. Zijn grijze vogelpak wordt overigens wel fraai onderbroken door een witte keel, een bijzonderheid onder zangvogels. De keel mag dan een mooie witte kleur hebben, het gezang dat deze keel verlaat is niet erg indrukwekkend te noemen en bovendien maar gedurende een korte periode in het jaar hoorbaar.
Als in Nederland het kwik in de thermometer een vrije val maakt, pakken braamsluipers hun biezen en trekken naar het zuiden van de Sahel om te overwinteren. Als de temperatuur in onze contreien weer aangenamer wordt, steken de overwinteraars de vaderlandse grenzen weer over, maar duiken vrijwel weer direct weg uit de zicht van vogelminnend Nederland.
Braamsluipers mijden namelijk het open terrein en houden zich bijvoorkeur op in dichte struikgewassen zoals meidoorn- en bramenstruiken. In deze nauwelijks neembare hagen van doorns sluipen de braamsluipers rond op jacht naar hun maaltje. De eerste voorkeur is het insectengespuis dat zich daar ophoudt zoals torretjes, spinnetjes, vliegjes en rupsjes. Maar als deze minuscule prooibeestjes minder voorradig zijn, schakelt de braamsluiper moeiteloos over op een vegetarisch menu en snoept hij aan allerlei besjes én aan de vruchtjes waaraan hij zijn naam ontleent.
Doordat de braamsluiper zich zo terugtrekt in het struikgewas zul je hem niet zo vaak zien, maar ook niet zo vaak horen. Zoeken de meeste zangvogels een voor vriend en vijand zichtbare zangpost uit, waar ze pontificaal in beeld zijn en waar het geluid ver kan dragen, de braamsluipers daarentegen brengen hun liedjes ten gehore vanuit de dichte beschutting van stekelstruiken. Vogels zingen om hun territorium te verdedigen en om vrouwtjes te lokken. De meeste zangvogels zetten het wapen van de zang dus veelvuldig in, hoe anders is dat bij de braamsluiper. Het gefluit is maar mondjesmaat te horen en kent bovendien een zeer verassend verloop.
Het braamsluiper-gezang begint met een lage, prevelende strofe, gevolgd door een vijf- tot zesmaal snel herhaalde ratelende noot. Dit geproduceerde vogelgeluid is wel tot ver hoorbaar. Wat verder opvalt, is dat de tussenpozen bij het zingen lang zijn. Wat een contrast met collega-zangvogel de vink, die geeft aan zijn fluitconcert een mooi slot, de zogenaamde vinkenslag. De vogelmuziek wordt dus ingezet om aan een vrouw te geraken en rivaliserende mannen buiten de struik te houden. Als er onverhoopt gevaar dreigt, komt de braamsluiper niet met een mooi lied aanzeilen, maar met een felle alarmroep op de proppen en klinkt het tek-tek-tek-tek uit zijn nerveuze snavel.
Is uiteindelijk een vrouwtjes braamsluiper overstag gegaan en heeft ze zich laten verleiden om toch maar eens te gaan kijken wie daar zo aan het zingen is, dan kan het bal voor het mannetje beginnen. Korte tijd daarna neemt het mannetje het initiatief bij het bouwen van het nest. Uiteindelijk sluit het vrouwtje zich aan bij de werkzaamheden. De eitjes die gelegd worden, worden door zowel de heer als dame bebroed. Na krap twee weken breken de kuikens uit de eitjes een weg naar buiten. Jongen die in relatieve veiligheid verkeren; het valt namelijk niet mee voor roofdieren om de braamsluiperskuikens ongemerkt te besluipen en te verassen in een door scherpe doorns omgeven omgeving!