Nuttige boerenzwaluwen in Julianadorp aan Zee!

Meer dan tien miljoen kilogram landbouwgif wordt jaarlijks over de Nederlandse akkertjes uitgespoten. Om geen aardappels, spruiten of penen voor kevers, luizen en vliegen te kweken, worden de genoemde insecten met de grootste liefde van de wereld het hoekje om geholpen, op het moment dat zij het terrein van de boer betreden. Het voordeel van deze aanpak is dat de groente en fruit in de schappen van de supermarkt blinken en glimmen en gevrijwaard zijn van minuscule vraatplekjes van priegelbeestjes. De nadelen daarentegen zijn legio, hetgeen verder geen betoog behoeft.

Nederland heeft echter een leger van natuurlijke insectenbestrijders tot zijn beschikking dat best een handje wil helpen om het aantal gewasplagers te decimeren, maar paradoxaal genoeg leggen deze weldoeners ook indirect het loodje door de fanatieke gifsproeierij door akkerbouwers. Boerenzwaluwen bijvoorbeeld.

In Nederland fladderen er in de zomer ongeveer 200.000 van deze rakkers rondom de akkers die per individu wekelijks meer dan 50.000 insecten verorberen om hun honger te stillen. Een simpele rekensom leert onsdat ieder jaar 5.200.000.000.000 oftewel 5,2 biljoen insecten door het toedoen van boerenzwaluwen worden weggevangen uit het vaderlandse landschap!

Door boerenzwaluwen en andere insectenetende vogels meer te koesteren en te stoppen met het ongebreidelde gifgebruik, zou het contingent aan boerenzwaluwen flink uitbreiden en derhalve de schade aan landbouwgewassen door ongewenste microgasten kunnen verminderen!

Naast het ambacht van insectenbestrijder bezit de boerenzwaluw nog een bijzondere vaardigheid, namelijk dat van metselaar. Heeft de mensheid ‘pas’ vijfentwintighonderd jaar geleden, ten tijde van het Romeinse Rijk, het metselgilde in het leven geroepen, boerenzwaluwen weten al miljoenen jaren dat deze manier van bouwen zeer stevige nestjes oplevert. 

Menig bouwvakker kan derhalve nog een puntje zuigen aan de metselkunst van de gevleugelde vriend. Het nestje wordt vakkundig met modderspecie tegen muren van huizen, stallen, schuren en loodsen gemetseld en is er vervolgens met geen hamer meer vanaf te beitelen. De naam boerenzwaluw heeft de fladderaar overigens niet voor niets gekregen; met name boerderijen worden vaak uitgekozen als locatie voor het toekomstige liefdesstulpje. De boerenzwaluw is bovendien de enige zangvogel die bij voorkeur binnen broedt.

Boerenzwaluwen trekken in de winter weg richting Afrika om daar te overwinteren, om in het voorjaar de Nederlandse grens weer over te steken; één zwaluw maakt nog geen zomer, iedereen kent het verhaal. De trektocht van boerenzwaluwen is indrukwekkend te noemen; zo’n achtduizend kilometer heen en dezelfde afstand weer terug. De gevaren gedurende deze megatrektocht zijn levensgroot; van de vijf vogels die reis naar het zuiden ondernemen, komt er uiteindelijk maar één exemplaar in het voorjaar weer terug. Het wonderbaarlijke is dat alle boerenzwaluwen die weer huiswaarts keren, hun oude nesten opzoeken.

Als ze eenmaal met veel bloed, zweet en tranen een nestje hebben gebouwd, willen ze daar ook graag een partner bij hebben. Bij de jacht naar een liefje speelt de staart een doorslaggevende rol. De uitdrukking size doesn’t matter kan bij de boerenzwaluw zo de prullenbak ingekieperd worden. De heren met de langste staartpunt kunnen op de meeste aandacht van de dames rekenen. Des te langer de staart, des te beter de vliegvaardigheden. Vliegskills die van belang zijn bij de jacht op insecten die in de lucht gevangen worden en waarmee de jongen gevoerd moeten worden. De evolutie heeft het brein van de vrouwtjes boerenzwaluw klaarblijkelijk zo geprogrammeerd om op deze kwaliteit bij de partnerkeuze te selecteren!