In ons land fladderen honderden verschillende vogelsoorten rond. Vogels die de hele dag in de weer zijn met het uitvoeren van hun basale taken; voedsel verzamelen, partner zoeken, liefdesstulpje bouwen, et cetera. Tijdens deze werkzaamheden moeten ze immer alert zijn. Er bestaat namelijk altijd de kans dat zij zelf voedsel worden voor roofvogels of ander wezens die in ons kikkerlandje aan hun maaltje proberen te komen.
Daarnaast moeten vier vaderlandse vogelsoorten nog eens extra waakzaam zijn. Uiteraard voor prederende dieren, maar óók nog eens voor hagelkorrels! En dan niet de hagelkorrels die uit de lucht komen zeilen als de weergoden het op hun heupen krijgen, maar voor de munitie die uit de loop van een jachtgeweer vertrekt. Het zijn ganzen, eenden, duiven en fazanten die hoog in de bloknootjes en wenslijstjes van jagers staan geschreven als zij het veld intrekken!
Fazanten!
Fazanten komen oorspronkelijk voor in Azië en zijn niet op hun eigen houtje naar Nederland komen vliegen. Het zijn de Romeinen geweest die de beesten bij hun kladden grepen en ze vervolgens massaal verspreidden over heel Europa, waaronder Nederland. De eerste motivatie om dat te doen, was om van hun schoonheid te genieten, later om het jachtplezier en de culinaire mogelijkheden.
Alle dieren die op eigen kracht in Nederland verzeild zijn geraakt zonder toedoen van de mens, worden beschouwd als inheemse diersoorten. Volgens deze definitie behoort de fazant dus tot een uitheemse diersoort, ondanks het feit dat ze Nederland al honderden jaren bewonen. Nu is het wel zo dat ik mezelf erop betrap dat op het moment dat ik een fazantenhaan spot, de eerste gedachte die in me opkomt is dat hij wel ontsnapt zou zijn uit een volière, dierenweide of kinderboerderij. Het is namelijk voor mij nog steeds amper voor te stellen dat zo’n kleurrijk beest in de vrije natuur van Nederland leeft.
De pracht en praal van de mannetjes zijn namelijk zo overdonderend mooi, waarbij de goudkleur de boventoon voert. De grondverf is met kastanjebruin wellicht saai, maar verder is er afgelakt met goude, blauwe, paarse, groene en witte tinten. Betoverend dus. Daarnaast kwispelt het mannetje ook nog eens met een lange, sierlijke staart. In de kleurrijke oerwouden waar de fazanten zich ooit evolutionair hebben ontwikkeld, vielen de mannetjes niet zo op voor rovers. In dat opzicht is het des te verwonderlijker dat deze min of meer grote siervogels zichzelf op de been weten te houden in het doorgaans groene, Nederlandse polderlandschap en dat ze niet allang zijn uitgeroeid door oplettende vossen, bunzingen, haviken en jagers!