Juttende breedbekstrandlopers in Julianadorp aan Zee!

Ze hopen op zwaar weer. Zeer zwaar weer. Zo’n zwaar weer dat de Biltse weerprofeten gedwongen worden om code rood af te geven. Ze hopen ook op hoge windsnelheden. Zeer hoge windsnelheden. Windsnelheden van meer dan honderdtwintig kilometer per uur, die het land meedogenloos geselen. Bovendien hopen ze op zware stormen. Zeer zware stormen. Stormen die de golven huizenhoog doen opstuwen en zeeschepen alle kanten doen opkwakken én hun kostbare lading overboord doen slaan.

Daar hopen ze op!

Strandjutters.

Als heel Nederland nog op één oor ligt na een letterlijk stormachtige nacht, zijn strandjutters al vroeg uit hun veren om langs de vloedlijn te scharrelen. In een soort mini-galopje struinen ze het strand af. Dat tempo is noodzakelijk; er zijn meer kapers op de kust; andere gelukszoekers kunnen hen voor zijn. Juttend naar een mooie partij hout of andere waardevolle waar; dat is het doel. En als het doel bereikt wordt, worden de kostbaarheden snel verstopt in de duinen, om op een geschikt moment veiliggesteld te worden.

Echter, er zijn ook andere levende wezens die zware stormen koesteren. Die het uiterst prettig vinden als de ontketende Noordzee haar schatten op het strand gooit. Dit keer geen levenloze, maar levende schatten. Stormen slaan niet alleen slecht verankerde zeecontainers van boord, maar woelen ook de bodem van de Noordzee om.

Daar hopen ze op!

Strandlopers.

Normaal moeten ze heel veel moeite doen om de ongewervelden die zich in het zand hebben verschanst naar buiten te peuteren. Ze rennen achter de aflopende golfjes aan en zoeken in het omgewoelde water naar hun slachtoffers. Schelpdieren, kreeftachtigen, zeepieren en ander gespuis dat ternauwernood hun vege lijf proberen te redden voor de snavel van de strandlopers. In Nederland zijn verschillende leden van het strandloperskorps al dan niet permanent gestationeerd. Breedbek-, krombek- en drieteenstrandlopers struinen dagelijks de vaderlandse kust af op zoek naar het minuscule zeeleven dat zich daar verstopt heeft.

Als de storm alle verhoudingen heeft veranderd en talloze ongeleedpotigen op het strand heeft gekwakt, is het voor de strandlopers een koud kunstje om al dat lekkers zo van het strand af te scheppen. Er voltrekt zich dan een feestmaal. Als het weer echter minder onstuimig is en het zand is dichtgeslagen hebben de strandprooidieren veel meer de gelegenheid om zich te verschansen diep in het zand. En vereist het een vernuftig instrumentarium om de weekdieren uit het strandzand te peuteren. De strandlopers hebben hiervoor een snavel die daar uitermate geschikt voor is; lang en spits. Bij de verschillende strandlopersoorten zijn de snuiten echter toch net even iets verschillend.

Dat roept direct een déjà vu-gevoel op met wat Darwin op de Galapagoseilanden eilanden tegenkwam. Hij observeerde er nauwverwante vinken die allemaal uitgerust waren met verschillend geboetseerde snavels. Snavels die perfect aansluiten op de diëten van de beesten. Grove snavels die als een notenkraker de meest rigide noten doen splijten en verfijnde snavels die kleine zaadjes met een chirurgische precisie aan plantjes kunnen onttrekken en alles wat daar tussenzit. De constatering van het snavelaanpassingsvermogen van de vinken vormde één van de essentiële inzichten in zijn latere evolutietheorie. Tegenwoordig staan een groep van vijftien vinksoorten die op de Galapagoseilanden voorkomen, bekend als de Darwinvinken.

Als we weer terugkeren van de bossen van de Galapagoseilanden naar het kustgebied van Nederland, zien we ook dat de verschillende soorten strandlopers uitgerust zijn met onderscheidende snavels; aangepast aan de prooidiertjes die losgepeuterd moeten worden én aan de diepte waar de noodlottigen zich bevinden. Bij de breedbekstrandloper is de snavel zo onderscheidend dat dit lichaamsdeel zelfs een plaatsje heeft verworven in zijn naam; breedbek! Als ik echter de vogel een naam had mogen geven, had ik hem liever knikpuntbekstandloper genoemd. Het vogelbeest heeft namelijk een snavel met een geknikte punt!