Imiterende bosrietzangers in Julianadorp aan Zee!

Als je vroeger door het Nederlandse polderlandschap kuierde, werden je oortjes getrakteerd op vertrouwd vogelgezang: ge-tjif-tjaf van tjiftjafs, ge-tsjilp van huismussen, ge-tsjak-tsjak van eksters en ge-tsie-tsie-tsie-tirrr van pimpelmezen.

Die tijd is echter voorbij, er zijn tegenwoordig ook volop ‘vreemde vogels’ te horen. Hoe komt dat? Een deel van deze gevleugelde vrienden is ooit door ‘dierenvrienden’ in het Nederlandse luchtruim losgelaten. Als sommige lieden namelijk op vakantie gaan, realiseren ze zich plotseling dat ze nog opgescheept zitten met een halve veelstapel waar ze nu even geen tijd voor hebben. Viervoeters, aquariumbewoners, kromsnavels en dat soort werk. Om dit probleem op te lossen wordt Pluto aan een boom vastgebonden, mag Nemo via de toiletpot naar het koraalrif zwemmen en wordt het vogelkooitje wagenwijd opengezwaaid waardoor Lorre de vrijheid krijgt om naar tropisch Afrika te fladderen.

De ontredderde aan de boom geketende boxer wordt doorgaans wel gered door een oplettende boswandelaar, maar de onfortuinlijke driebandanemoonvis zal het riool niet overleven. De in vrijheid gestelde halsbandparkiet daarentegen zal nooit meer in zijn getraliede verblijf wederkeren, noch naar het zuiden vliegen noch overlijden. Nee, de halsbandparkiet zal stoïcijns blijven rondvliegen door de vaderlandse polders.

Er zijn inmiddels al heel veel halsbandparkieten, al dan niet vrijwillig, in de Nederlandse natuur terechtgekomen. Deze tropische beesten overleven met het grootste gemak het doorgaans koude Nederlandse klimaat. Waren het vroeger vooral spreeuwen die samenbalden tot zwermen van tienduizenden exemplaren en halve zonsverduisteringen veroorzaakten, halsbandparkieten kunnen er ook wat van. Soms zitten ze met een paar honderd wapenbroeders in één boom te koekeloeren. 

Door de massale introductie van halsbandparkieten en andere exoten in de Nederlandse natuur is de kakofonie van vogelgeroep en vogelgezang flink uitgebreid. De luide krijsgeluiden die bijvoorbeeld halsbandparkieten bij tijd en wijle kunnen produceren, jagen bij inheemse diersoorten de stuipen op het lijf, dat zijn ze niet gewend.

Laatst wandelde ik door een fraai stadspark heen en was ik aan het genieten van het gefluit van de door mij bekende vogeltjes. Plotseling spitste ik echter mijn oren, ik hoorde een riedeltje dat ik niet direct kon thuisbrengen. Dat ik nimmer gehoord had. Het gezang bracht me wel direct in tropische sferen. Mijn ogen gingen op zoek naar de aanstichter. Was het de eerder vermelde halsbandparkiet, zijn grote neef de grote alexanderparkiet of een ander vogelbeest uit Verweggistan? 

Toen kreeg ik plotseling de druktemaker in het vizier. Van verbijstering viel mijn mond half open. Het was geen grote, kleurrijke exotische vogel die een concertje weggaf, maar een kleine, kleurloze oer-Hollandse bosrietzanger. De bosrietzanger is namelijk de koning van het imitatiezingen. Het is een trekvogel die overwintert in Afrika en daar allerlei vogelsoorten imiteert. Als hij weer in ons kikkerlandje terugkeert om te broeden, brengt hij ook hier deze exotische imitaties ten gehore. Op deze manier maakt hij indruk bij de dames bosrietzangers en bakent zijn territorium af tegen rivaliserende soortgenoten.

Er is echter één vogelsoort die de bosrietzanger gemakkelijk van de troon stoot als het om de imitatiekunst gaat; de liervogel. De liervogel is bijzonder vaardig in het nadoen van ander vogelgezang én van andere geluiden. Als er ooit een Playback Show voor vogels wordt georganiseerd, zou de liervogel er met de bekers vandoor gaan. De in Australië levende vogel heeft in zijn repertoire tientallen andere vogelgeluiden, maar ook het geluid van ronkende kettingzagen, klikkende fotocamera’s, loeiende sirenes en tal van andere geluiden die mensen bij tijd en wijle produceren in het regenwoud van Down Under; het leefgebied van de liervogel.