In het duinlandschap hoef je het spreekwoord: ‘Er zit een addertje onder het (helm)gras’, niet letterlijk te nemen. Neerlands enige giftige slang laat zich namelijk niet zien in het kustgebied, ook niet onder de helmgraszoden. Dat is opmerkelijk. Met de aanwezigheid van natte duinvalleien is het een leefomgeving waarin het glibberreptiel prima kan gedijen. Als je echter in het bovengenoemde gezegde ‘addertje’ vervangt voor ‘addertong’, mag het spreekwoord in de context van de duinen wél letterlijk genomen worden.
Hoe zit dat?
De addertong is een kleine varen waarvan het areaal zich hoofdzakelijk beperkt tot het duingebied, met name natte duinvalleien. Elders in het land komt hij ook voor, maar is het een zeldzaamheid. Er zijn ongeveer vijftig verschillende soorten addertongen beschreven, waarvan de ‘gewone addertong’ in Nederland wortelschiet.
Als de addertong al aanwezig is, is een goed oog noodzakelijk om hem waar te nemen. Het is namelijk een piepklein, groengekleurd varentje dat zich qua kleur amper weet te onderscheiden van de grondvegetatie waartussen hij zich bevindt. De vorm van de addertong daarentegen is wél onderscheidend en atypisch voor een varen. Hij heeft slechts één blad en een soort stengel met sporen daaraan. Die stengel lijkt op de tong van een adder, vandaar de naam.
De middeleeuwse mens was ook al door de addertong gefascineerd. Men noemde de plant ‘Ons Heeren speercruyt’, oftewel de speer van Christus. Refererend naar de speer die tussen de ribben van Jezus Christus werd gedreven tijdens zijn kruisiging, om zeker te zijn van zijn dood. De stengel van de addertong vertoont veel gelijkenis met de vorm een speer. Als de sporen van de addertong rijp zijn, is de stengel langer dan het blad. Aan de tien centimeter lange stengel zitten aan iedere kant ongeveer veertig sporenkapsels. Net als bij paddenstoelen leeft het leeuwendeel van de plant onder de grond.
Tweehonderddertig miljoen jaar geleden was het grootste deel van de aarde bedekt met varens. Het was dé voedselbron voor de toentertijd rondstappende en grazende plantenetende dinosauriërs. Van de huidige diersoorten daarentegen zijn er maar een paar die zich aan varens, en dus ook aan de addertong wagen. Evenals een echte adder is het varentje namelijk voor de meeste dieren giftig. Komt het gevaar voor de addertong zelf dus niet vanuit culinair geïnteresseerde dieren, andere levende organismen kunnen het hem het leven wel zuur maken. Als brandnetels en bramen het bijvoorbeeld op hun heupen krijgen, kunnen ze de addertong op een verstikkende manier overwoekeren.
De schijnbaar eenvoudige addertong zit genetisch zeer ingewikkeld in elkaar. Iedere addertong-cel bevat namelijk tussen de 60 en 1440 chromosomen die nodig zijn om het plantje aan te sturen. Daarmee is de addertong het organismen op aarde met het meest aantal chromosomen! De addertong komt in mei op en gaat weer weg aan het einde van de zomer. Tenminste dat is de normale gang van zaken. De plant kan namelijk ook jarenlang afwezig zijn en dan plotseling weer tevoorschijn komen. De addertong leeft ondergronds en als de omstandigheden gunstig zijn, ontwikkelen zich ook bovengrondse delen. Er zit dus altijd wel een addertongetje onder het gras!