Het zogenaamde animal-attack-movie-genre zag in 1933 het levenslicht. In dat jaar verscheen King Kong op het witte doek; de gigantische silverback gorilla die gevangen werd op een lieflijk eiland en uiteindelijk dood en verderf zaaide in New York. De filmliefhebbers hielden de handen voor hun ogen, maar waren verder niet bevreesd; mensapen levenden immers ver weg in donker Afrika.
Toen dertig jaar later het bioscooppubliek de nieuwste film van Alfred Hitchcock ging bekijken, was men getuige van hoe een Amerikaans dorpje dagenlang werd belaagd door moordende kraaien en meeuwen. Iedereen die toentertijd The Birds had gezien, keek voortaan in het dagelijks leven verschrikt om zich heen als er gekras van kraaien of gekrijs van meeuwen te horen was. In 1970 werd een andere diersoort flink op de korrel genomen. Steven Spielberg zorgde ervoor dat niemand meer zonder angst de oceaan inponsde. Jaws bracht bijna een half miljard euro in het laatje, maar de witte haai werd decennialang vogelvrij verklaard.
Inmiddels zijn van vrijwel alle diersoorten, in een kwaadaardige uitvoering, films gemaakt. Of het nou om wurgende anaconda’s, stekende bijen of bijtende piranha’s gaat; allemaal hebben ze een hoofdrol gespeeld in talloze horrorvoorstellingen. En al weet je dondersgoed dat het maar fictie is, onbewust blijft er toch iets van angst jegens de hoofdrolspeler hangen. Als je bijvoorbeeld in het avondschemer een vleermuis spot, denk je toch onbewust dat hij het op je halsader heeft gemunt.
Maar onder normale omstandigheden vallen wilde dieren in Nederland geen mensen aan. Alleen bij gedomesticeerde wezens wil het nog weleens gruwelijk mis gaan. Jaarlijks worden er in de vaderlandse ziekenhuizen honderden mensen behandeld aan honden- en kattenbeten. Toch wordt er de laatste tijd steeds meer melding gemaakt dat bepaalde wilde vogels mensen lastigvallen. Met name meeuwen. Hadden de meeuwen uit bovengenoemde horrorfilm het daadwerkelijk op mensen gemunt, de meeuwen die nu mensen benaderen, doen feitelijk een aanval op het etenswaar dat die mensen in hun handen houden of voor op hun bordje hebben liggen.
Toch ligt de fout van deze overlast niet bij de meeuwen zelf. Het zijn sommige mensen die ze doorlopend vrijwillig voeren met friet, brood en andere lekkernijen. Lastigvallende meeuwen zijn eigenlijk geen wilde dieren meer, maar eerder semi-gedomesticeerde dieren. Het is net als bij een jonge hond; als je eenmaal tijdens het eten toegeeft aan zijn geschooi en je hem een stuk rookworst toegooit, blijft hij de rest van zijn leven al kwijlend naar je avondmaal solliciteren.
Nu leven er in Nederland meeuwen in allerlei soorten en maten. Met een gewicht van honderd gram is de dwergmeeuw de kleinste meeuwensoort van Nederland, zelfs van de wereld. De grote mantelmeeuw daarentegen is met tweeduizend gram een factor twintig zwaarder. Het zijn echter de zilvermeeuw en het neefje van de grote mantelmeeuw, de kleine mantelmeeuw die voor de meeste meeuwenoverlast zorgen.
De kleine dwergmeeuw is eigenlijk een atypische meeuwensoort. Zijn de meeste meeuwen voor de duvel niet bang, de kleine mantelmeeuw is een beetje een bange poeperd. Dat heeft voor- en nadelen. Kleine mantelmeeuwen zullen het uit hun hoofd laten om een welriekend croissantje bij mensen uit hun handen te grissen, maar missen de natuurlijke agressie om hun nesten te verdedigen predatoren. De kleine mantelmeeuw heeft voor het laatste wel een oplossing gevonden.
Ze bouwen hun liefdesstulpjes tussen kolonies broedende kokmeeuwen. In tegenstelling tot kleine mantelmeeuwen voelen kokmeeuwen namelijk weinig angst tegen rovende vossen of bunzings en zullen de broedkolonie derhalve te vuur en te zwaard tegen hen verdedigen. De angstige mantelmeeuw profiteert handig mee van dit dappere kokmeeuwgedrag en ziet derhalve zijn eieren gevrijwaard van predatie!