Geharde duinfranjehoeden in Julianadorp aan Zee!

De meeste paddenstoelsoorten kiezen voor een veilig en beschut bestaan in een herfstbos, maar er zijn ook avontuurlijkere wapenbroeders die een omgeving prevaleren waar meer dynamiek heerst zoals bijvoorbeeld het kustlandschap. Paddenstoelen staan in een woud keurig bedekt onder een paraplu van bladeren die hen tegen felle zonnestralen, zware regendruppels en harde hagelstenen beschermt. Bovendien houden dikke eiken en nog dikkere dennen ze stevig uit de wind. 

Hoe anders is de situatie aan zee!

Alles wat daar een poging doet om te groeien en bloeien, wordt doorlopend gezandstraald, wordt bij tijd en wijle met zout water overspoeld en wordt constant omringd door een zilte zeelucht. En dan nog het voedselaanbod. In een bos kom je bijkans om in organisch materiaal. Het is een soort humusfabriek die voortdurend ontbonden dierlijk en plantaardig materiaal uitbraakt. Hét ultieme mekka voor paddenstoelen!

Aan de kust is dat wel andere koek. Op het strand en in de duinen is weinig vegetatie te bekennen anders dan helmgras. Maar juist dat helmgras is de lifeline voor paddenstoelen. Dood, verrot en halfvergaan helmgras welteverstaan. De zeereep, het gebied waar de jongste duinen zich bevinden, is de plaats waar onder andere duinfranjehoed, zeeduinchampignon en helmharpoenzwam wortelschieten. Wortelschieten? Nee, paddenstoelen bezitten inderdaad geen wortels!

Paddenstoelen mogen dan wel niet wortelschieten, de paddenstoelminnende medemens ‘ontwortelt’ ze in het najaar bij de vleet. Mag dat eigenlijk zo maar? Een paddenstoel is geen plant en ook geen dier, maar een schimmel. En daar wringt de schoen, schimmels hebben in Nederland geen wettelijke status en zijn derhalve min of meer vogelvrij verklaard. 

Als je de weg in de natuur weet te vinden, is het net een gigantische proviandkast. Kastanjes liggen voor het oprapen, bramen nodigen uit om geplukt te worden én paddenstoelen staan klaar om meegenomen te worden. Waarom zou je bij de supermarkt een hoop geld op tafel leggen voor paddenstoelen als ze in bos zo gemakkelijk te scoren zijn? Om het niet uit de klauwen te laten lopen, is min of meer afgesproken dat men één bakje paddenstoelen uit het bos mag oogsten. Het is verboden om commercieel te plukken; om met twintig man een heel bos af te struinen en uiteindelijk tientallen kilo’s paddenstoelen weg te slepen. Dan ben je volgens oom agent aan het stropen en dat is strafbaar.

Door wie je ook gestraft kan worden, zijn de paddenstoelen zelf. Niet alle paddenstoelen zijn namelijk even vriendelijk voor diens culinaire aanbidders. Zo moet je een parelstuifzwam niet verwarren met een groene knolamaniet. De twee soorten lijken als twee druppels water op elkaar. Als je een gebakken parelstuifzwam tot je neemt, lijkt het net alsof er een engeltje over je tong piest. Het is een zeer appetijtelijke paddenstoel. Bij consumptie van een soepje, die van de groene knolamaniet is getrokken, komt óók een engeltje om de hoek kijken, echter wel een exemplaar met duivelse bedoelingen. De bijnaam doodsengel voor de groene knolamaniet is dan ook niet voor niets: na één klein slurpje teken je je eigen doodvonnis. In eerste instantie lijkt er nog niets aan de hand, maar na één etmaal weigert je lever verder dienst en daarmee is je leven beëindigd.

Altijd opletten dus!

Sommige mensen gaan met hele andere bedoelingen paddenstoelen plukken. Niet om er een smakelijk maaltje van je maken, maar om uiteindelijk ‘kaboutertjes’ te zien. Om de natuurlijke serotonine-nabootsers te bemachtigen kunnen de paddoliefhebbers het beste kaalkopjes onthoofden. Deze paddenstoeltjes zitten mudvol met prethormonen die trollen, feeën, heksen en talloze andere sprookjesfiguren schijnbaar tot leven doen komen.