Ruim een decennium geleden gingen de ijsvogel, steenuil, kievit, watersnip en het roodborstje dagelijks in Nederland van hand tot hand. Tot 2002 leefden we namelijk in het guldentijdperk en prijkten de genoemde vogelsoorten met hun beeltenissen op het toentertijd roulerende briefgeld. Op het ‘juutje’ stond de ijsvogel, het roodborstje verscheen op het ‘geeltje’, op het ‘roodje’ schitterde de steenuil en op de ‘meier’ pronkte aanvankelijk de watersnip, maar werd na tien jaar vervangen door de kievit.
Sneu voor de watersnip natuurlijk, maar zijn jarenlange verblijf op het honderd gulden biljet legde hem geen windeieren. Het beest verwierf hierdoor grote bekendheid en roem onder de Nederlandse bevolking. Hoe anders is dat voor zijn volle neefje, het bokje. Het bokje is niet alleen een mannelijk geitje, maar ook een op een watersnip gelijkend vogeltje. Bokjes zijn echter een fractie kleiner, hebben een kortere snavel en een anders gekleurd verenkleed dan watersnippen.
Bokjes zijn in tegenstelling tot watersnippen uiterst schuwe vogels die een verborgen leven leiden en vrijwel niet bij het grote publiek bekend zijn. Maar niet alleen bij het grote publiek, ook fervente vogelspotters krijgen hem maar zelden voor hun kijkers of camera’s. Dat heeft twee redenen. Bokjes broeden elders in Europa en zijn alleen in Nederland te spotten als ze op trektocht zijn of als ze in ons land overwinteren.
Een bok(je) schieten heeft een negatieve betekenis, maar iedere vogelaar die het lukt om met een fototoestel een (vogel)bokje te schieten verdient een pluim. Want dan komt de tweede reden om de hoek kijken voor zijn grote onbekendheid; namelijk zijn grote onzichtbaarheid. Bokjes zijn meesters in camouflage en vertrouwen daar blind op!
Bokjes leven tussen het hoge moerasgras en rekenen zogezegd volledig op hun schutkleuren. Hun ideale leefomgeving bestaat uit terreinen met wijdverspreide rietstengels en polletjes pijpestro. Als de vogels benaderd worden, verstarren ze en nemen ze een zogenaamde horizontale paalpositie in, evenwijdig aan de plantenvegetatie. Zo worden ze vrijwel niet meer waarneembaar voor het menselijke oog. Zo kunnen wandelaars tot op vijf meter afstand passeren zonder dat bokjes het hazenpad kiezen. Je moet er bij wijze van spreken bijna op gaan staan vooraleer ze wegvluchten.
Een ander opvallend kenmerk is dat bokjes individueel opvliegen bij verstoring. Ze laten zich niet op andere gedachten brengen als soortgenoten opvliegen. Dit is uitzonderlijk in het vogelrijk. Als andere vogelsoorten bij elkaar zitten en er vliegt er eentje op, denkt de rest dat er gevaar is en stijgt dientengevolge ook op.
Eenieder die het lukt om het bokje te ontdekken en een tijdje te volgen, kan genieten van zijn schoonheid en natuurlijke gedrag. Als je het vogeltje ziet foerageren, begrijp je ook waarom hij de bijnaam ‘naaimachientje’ heeft verworven. Ze rennen zenuwachtig heen en weer waarbij ze met hun kop en snavel een wiegende beweging maken. Op deze manier worden hele oppervlaktes op een grondige en doeltreffende manier gescand op kleine prooidieren. Wormen, slakken, kevers, vliegen en ander gespuis dat zich in de ondiepe nattigheid heeft verschanst, is kansloos en wordt via de snavel uit hun veilige heenkomen gepeuterd waarna ze een ongewisse toekomst tegemoet gaan.