‘Hoe hoehoehoe’, ‘hoe hoehoehoe’, ‘hoe hoehoehoe’ dat in een pikdonker bos klinkt, waardoor bij verdwaalde wandelaars de harten in hun kelen kloppen en hun pupillen verwijden, maar waardoor het fladderbeest met soortgenoten kan communiceren.
Ogen die aan de voorkant van de kop zitten, waardoor op een perfecte manier diepte kan worden ingeschat. Kijkers die weliswaar niet draaibaar zijn in hun oogkassen, maar door de tweehonderdzeventig graden draaibaarheid van de kop, toch in alle denkbare richtingen het licht kunnen laten vallen.
Oren die aan de zijkant van de kop zijn gemonteerd, de één net iets hoger geplaatst dan de ander. Een gezicht dat zo geboetseerd is dat het fungeert als een grote oorschelp en daardoor nauwkeurig de trillingen richting de asymmetrisch geplaatste oren transporteert.
Hersens die het tijdsverschil, van minder dan een dertigmiljoenste van een seconde, kunnen meten tussen de aankomsttijd van het geluid tussen het linker en rechter oor, waardoor een geluidmakend wezen in de verte tot op de millimeter nauwkeurig gelokaliseerd kan worden. Een perfecte en verfijnde samenwerking tussen ogen, oren en het brein waardoor het mogelijk is om ook gedurende de schemer en nacht effectief te kunnen worden ingezet.
Vleugels die zo ontworpen zijn dat ze geruisloos hun werk kunnen doen. Een kam van stijve veren op de voorrand van de vleugels, een flexibele pluim op de achterste rand en een zacht donzig materiaal op de bovenzijde, zorgen ervoor dat er nauwelijks geluidsgolven ontstaan als het vliegbeest resoluut koers zet richting het kleine-ritselingen-of-minuscule-piepgeluidjes makende-slachtoffer.
Klauwen die tijdens een rusttoestand voor een groot deel onder het verenpak verscholen zitten, maar gedurende een actie al hun geheimen prijsgeven. Per poot twee klauwen naar voren gericht en twee klauwen naar achteren, waardoor een gegrepen prooibeest geen kans meer heeft om te ontsnappen. Klauwen die vervolgens het onfortuinlijke slachtoffer langzaam samenknijpen, net zolang totdat de bloedpomp van de prooi het begeeft en diens hartslag staakt.
Prooidieren die met huid en haar worden doorgeslikt en in de maag worden omspoeld met een uiterst bijtend zuur dat alle structuren van slachtoffer uiteen doet vallen en waarvan uiteindelijk de niet verteerbare onderdelen weer netjes uitgebraakt worden.
Braakballen die gevonden worden op vaste plekken en die nauwkeurig verraden wat allemaal bij de fladderaar met hoge aaibaarheid, maar dodelijke missie, op het menu staat. De in braakballen gevonden schedeltjes, haartjes en nageltje van muisjes, ratjes, kikkertjes, vleermuisjes en vogeltjes moet voor de genoemde diersoorten een aanwijzing en waarschuwing zijn, om tijdens de nachtelijke uurtjes goed op de hoeden te zijn.
Partners die voor het leven gekozen worden, waar lief en leed mee gedeeld wordt en waar uiteindelijk pas een einde aan komt als bij één van de twee de dood intreedt. Waarna weer een ander liefje wordt gezocht om het leven verder mee te delen
Kuikens die zich na één maand broedtijd uit hun eieren beitelen, één maand lang op het nest hun muilen opensperren wachtend op het ingevlogen voedsel, drie maanden door het leven gaan als takkelingen, hetgeen wil zeggen dat rondom het nest op de takken de wijde wereld verkennen, om vervolgens buiten het territorium van hun ouders een eigen bestaan op te bouwen.