header image
 

Windsurfen

Windsurfen is sinds de jaren 80 van de vorige eeuw een uiterst populaire watersport, maar heeft door de opkomst van kitesurfen wel een klein stapje terug moeten doen. Ondanks dat zijn er in Nederland heel veel sportievelingen die regelmatig over het water racen met een windsurfboard. In Nederland zijn er grofweg drie type van locaties waar je kunt windsurfen: op meer(tjes), op rivier(mondingen) of op zee (Noordzee of Waddenzee). Windsurfen op zee is uiteraard het meest spectaculair; je kunt daar golfrijden en heel hoog springen. Wijk aan Zee in Noord-Holland en Scheveningen in Zuid-Holland zijn de meest populaire windsurfspots van Nederland. Echter ook voor de kust van Julianadorp aan Zee zijn met grote regelmaat windsurfers te spotten. Als je op de Noordzee gaat windsurfen, zijn er een vijftal facetten waar je rekening mee moet houden: de wind, golven, zandbanken, stroming en de branding.

 

Windsurfen Julianadorp aan Zee

 

Wind 

Als het niet waait, kun je niet gaan windsurfen. Vrij logisch. Als het wél waait, is het heel belangrijk om de windkracht in te schatten, dit is namelijk bepalend voor de zeilkeuze. Als je een te klein zeil optuigt, word je niet door de wind voortgestuwd, maar dobber je tussen de brekende golven. Als je daarentegen kiest voor een te groot zeil, vlieg je ongecontroleerd over de golven heen en riskeer je een kilometerslange wandeling over het strand en door de duinen om weer op het beginpunt terug te komen.

Naast de windkracht is ook de windrichting erg belangrijk. Als de wind evenwijdig aan de vloedlijn blaast (sideshore windrichting), is dat de beste omstandigheid om te gaan windsurfen. Op deze manier vaar je namelijk recht de zee in, over de (brekende) golven. Bij aanlandige wind (onshore windrichting) daarentegen klapt de wind recht op de kustlijn en word je gedwongen om evenwijdig aan de kust te varen. Er ontstaan dan de volgende problemen: het wordt moeilijk om grote golven te ontwijken, om echt snelheid te maken en om buiten de brekende golven te komen en te blijven. Langdurig windsurfen zit er dan dus niet in, want je wordt telkens op het strand geblazen.

Zelfs als je ‘aan de wind’ surft, ontstaan er ook moeilijkheden: je ontwikkelt geen goede snelheid en bovendien nemen grote golven je de wind uit het zeil. Aflandige wind (offshore windrichting) is ook niet ideaal voor de windsurfsport, de wind is dan te vlaggerig. Voor de windsurflocaties in Noord-Holland heb je wind nodig van 190-200 graden om een ideale sideshore windrichting te hebben. In de provincie Zuid-Holland is dat 220 graden.

Golven 

Een ander aspect van het windsurfen op de Noordzee waar je mee te maken krijgt, zijn de golven. Golven worden altijd geboren door toedoen van de wind. De wind blaast ergens op zee een rimpel in het water. Hierdoor krijgt de wind meer vat op het water en groeit de golf. Hoe groot de golf uiteindelijk gaat worden, hangt af van de windkracht, hoelang de wind blaast en hoe diep het water is. Als de windrichting naar Nederland is, zullen de golven richting de vaderlandse kust denderen. Gedurende deze weg verzamelen de golven zich in zogenaamde ‘sets’. Een set bestaat meestal uit drie golven die wat groter zijn dan de rest. Hoe langer de golven moeten reizen voordat ze bij de kust aankomen, des te groter de afstand tussen de golven. Deze golfperiode wordt weergegeven in seconden. In ons land zitten er vaak 5 of 6 seconden tussen de golven.

Eilanden die midden in een diepe oceaan liggen, kunnen een golfperiode van wel 16 seconden hebben. Als een golf na verloop van tijd in ondiep (kust)water aankomt, vertraagt de ‘onderkant’ van de golf. De ‘bovenkant’ van de golf haalt de onderkant in en dat resulteert in een golf die steiler wordt en uiteindelijk breekt. Hoe krachtig de golf uiteindelijk breekt, hangt af van de snelheid van de golf en hoe groot de overgang van het diepe naar het ondiepe water is. De gemiddelde diepte van de Noordzee tussen Nederland en Engeland is ongeveer 30 meter. Overigens draaien golven altijd naar de kust toe. Zo kan het dat golven uit een zuidwestelijke richting toch recht op het strand afkomen.

Zandbanken

Voordat golven op het strand breken, komen ze eerst een paar zandbanken tegen, die bijna overal voor de Nederlandse kust liggen. Zijn de golven echt hoog, dan breken ze op de 3de zandbank, 1 kilometer uit de kust. De wat kleinere golven hebben geen last van die achterste zandbank en rollen onverstoord door richting het strand totdat ze stukslaan op de 2de zandbank. De nog wat kleinere golven rollen weer verder door en slaan stuk op de 1ste zandbank. De minigolfjes die dan nog overblijven, breken op het strand. Tussen de zandbanken in, worden de niet-gebroken golven weer wat minder steil omdat het water er dieper is. De meeste windsurflocaties aan de Noordzee hebben twee zandbanken. Golven breken als de waterdiepte onder de golf 1,3 maal de hoogte van de golf is. Dus als bijvoorbeeld een golf 1,00 meter hoog is, en onder het dal is nog 1,50 meter diep, dan zal deze niet breken.

Stroming 

Stroming in het water wordt veroorzaakt door getijde. De zon en de maan trekken aan het water en de centrifugaalkracht (door de draaiing van de aarde) geeft er ook nog eens een draaiing aan. Verder wordt stroming nog beïnvloedt door de zeebodem en de vormen van de kust. Bij vloed (opkomend tij) heb je een hoeveelheid water die zich verplaatst van zuid naar noord en bij eb (afgaand tij) van noord naar zuid. Rond hoog- en laagwater is er geen stroming. Als de wind uit zuidwestelijke richting komt, heb je een aanzienlijke vloedstroom en zal je behoorlijk afdrijven. Zeker als de wind even wegvalt en je staat te dobberen. Hoog en laag water hebben ook invloed op de golven, maar dit kan per locatie erg verschillen.

Branding  

Als je met je surfplank en zeil op het strand staat, moet je eerst nog zonder kleerscheuren door de branding zien te komen. Loop niet te diep, natuurlijk moet je wel diep genoeg zijn om niet met je vin de bodem te raken. Kijk of je de sets kunt herkennen. Maak pas een beach-start als de laatste golf van de set breekt. Na een set is het meestal even wat rustiger qua golven. Snelheid is het sleutelwoord. Spring op je plank en pomp ruime wind weg. Kijk goed naar de golven en probeer de steilste delen van de golven te ontwijken, tenzij je gelijk voor de pushloop wilt gaan. Je moet dus een beetje slalommen tussen de peaks door. Maak een chophopje als je een schuimkraag(je) tegenkomt en probeer vlak (met snelheid) te landen. Hang niet te veel naar achteren, want dan raak je snelheid kwijt bij de landing. Als je nog niet direct airborne wilt gaan, trek dan je benen in op het moment dat je het steilste deel van de golf raakt. Vaar ook niet te ver het water op. De brekende golven zijn de hoofdreden om op de Noordzee te gaan varen, zodra je daar iets voorbij bent, maak je een gijp en surf je weer terug naar de kant. Kilometers varen kun je beter op een groot binnenmeer doen. Door te ver uit te varen op de Noordzee loop je onnodig risico en gevaar!