Door de aanwezigheid van de Noordzee is Julianadorp aan Zee een perfecte locatie voor heel veel vormen van watersport, zoals waterskiën en wakeboarden. Het waterskiën is altijd al een zeer populaire sport geweest. Wakeboarden is een sport die heel veel weg heeft van het waterskiën.
Waterskiën
Als je gaat waterskiën, moet je uiteraard voortgetrokken worden. Dat voorttrekken kan op twee verschillende manieren gebeuren: via een (speed)boot of middels een kabel-skibaan. Waterskiën bestaat al heel erg lang. Een Zweed legde al een patent op de productie van waterski’s in het jaar 1841. De Amerikanen claimen echter dat zij aan de wieg stonden van het waterskiën. Volgens hen was Ralph Samuelson de grondlegger van het waterskiën. In 1922 ging hij het water op van Lake City gewapend met twee planken die hij als ski’s gebruikte plus een ouderwetse waslijn die als voorttrektouw fungeerde. Toen Samuelson door Amerika ging toeren om overal zijn kunstje te laten zien, werd het waterskiën in korte tijd mateloos populair in Amerika. Uiteindelijk is de sport naar Nederland overgewaaid en kent het ook hier heel veel liefhebbers en beoefenaars.
Als je wilt gaan waterskiën, zijn er drie verschillende manieren om te starten: de diepwaterstart, zitstart en de springstart. Tijdens de diepwaterstart gaat de waterskiër te water waarbij de punten van de waterski’s boven het water uitsteken. Het voorttrektouw wordt in het midden gehouden. Als de boot gas geeft, komt er spanning op het touw en wordt de waterskiër uit het water getrokken en uiteindelijk voortgetrokken. De zitstart geeft wat meer comfort. De waterskiër gaat rustig op de rand van een steiger zitten. Als hij eenmaal zit, worden de ski’s in het water gelaten. Het stokje van het voort-trek-koord wordt goed dicht bij het lichaam gehouden. Als de boot gaat varen en er komt spanning op het touw, kan de waterskiër gaan beginnen met zijn sport. De moeilijkste manier om te starten is middels de springstart. Je kunt alleen maar een springstart maken op het moment dat je met één ski gaat waterskiën.
Om veilig te kunnen waterskiën, zijn er altijd drie mensen betrokken bij het waterskiën. Uiteraard de waterskiër zelf en de bestuurder van de voorttrekkende boot. Daarnaast is er nog een derde persoon aanwezig, de zogenaamde opzichter. Deze opzichter verzorgt de communicatie tussen de waterskiër enerzijds en de bootbestuurder anderzijds. Deze communicatie verloopt middels handsignalen. Als de snelheid omhoog moet, gaat de duim omhoog. Als de snelheid omlaag moet, gaat de duim omlaag. Het waterskiën kent veel varianten en disciplines zoals figuurskiën, slalomskiën, wedstrijdslalomskiën, schansspringen, raceskiën, snowskiën en blootvoets skiën.
Figuurskiën
De waterskiër maakt tijdens het figuurskiën gebruik van één of twee zeer korte ski’s. De ski’s die gebruikt worden bij het figuurskiën zijn niet uitgerust met vinnen. Op deze manier zijn de ski’s zo gevormd dat ze heel veel bewegingsvrijheid hebben waardoor er speciale bewegingen mogelijk zijn. Er wordt gebruik gemaakt van een speciaal touw waarin een voet geplaatst kan worden. Hierdoor kunnen er veel bewegingen gemaakt worden. Op deze manier kun je waterskiën zonder dat je gebruik maakt van je handen en steunend op één voet. In het Franse taalgebruik wordt dit ‘cord-au-pied’ genoemd, als je dat vertaalt naar het Nederlands ontstaat ‘voet-aan-touw’. Er worden ook wedstrijden bij figuurskiën georganiseerd. De waterskiërs hebben dan twee keer 20 seconden de tijd om hun figuren uit te voeren en te tonen aan de jury. Als een figuurskiër zijn trick goed uitvoert krijgt hij de puntenwaarde die voor die trick staat.
Slalomskiën
Als je slechts met één ski, een zogenaamde mono-ski, gaat waterskiën ben je aan het slalomskiën. Als je gaat slalomskiën is het de bedoeling om de beide voeten op één lijn te zetten op de ski. Slalomskiën is erg moeilijk. Om deze sport te beheersen is het belangrijk om over een goed evenwichtsgevoel te beschikken. Beginnende slalomskiërs oefenen dan ook eerst veelvuldig met twee ski’s. Tijdens het wedstrijdslalomskiën wordt een parcours afgelegd tussen zes boeien, waarbij de ingangs- en de uitgangspoort ook geflankeerd worden door kleine, bolvormige boeien.
Schansspringen
Waterskiërs die gaan schansspringen gebruiken daarvoor speciale ski’s. Het zijn ski’s met korte en brede staartvinnen die niet beschadigd raken als er over de schans wordt gegleden. Uiteraard is het bij het schansspringen de bedoeling dat de waterskiër zo ver mogelijk springt. De boot die de schansspringer voorttrekt, vaart met een constante snelheid richting de schans. Als de waterskiër meer vaart wilt maken, moet hij daar zelf voor zorgen. Door zogenaamd ‘aan te snijden’ richting de schans kan hij dit bewerkstelligen. Deze methode wordt ook wel ‘cut’ genoemd. Door deze techniek in te zetten, kunnen snelheden worden bereikt van meer dan 100 kilometer per uur. Als de waterskiër heeft gesprongen, is het ook van belang dat er een goede landing plaatsvindt én dat de waterskiër in staat is om door de skiën.
Blootvoets skiën
Het blootvoets skiën is alleen maar weggelegd voor waterskiërs die over heel veel ervaring en techniek beschikken. Om zonder ski’s te kunnen waterskiën, is het noodzakelijk dat de snelheid van de voorttrekkende boot hoog is.
Wakeboarden
Een wakeboarder wordt gedurende het wakeboarden door een kabelbaan of boot over het water getrokken. Het wakeboarden is te verdelen in drie disciplines; tricks, dubbelup en obstacles. Het wakeboarden zag in 1985 in de VS het levenslicht. De zeer ervaren golfsurfer Tony Finn ontwikkelde de wakeboard. Deze eerste wakeboard leek op een kleine surfplank, een surfplank die met twee voetbanden was uitgerust. Om te kunnen wakeboarden is het noodzakelijk dat er in het water een zogenaamde wake oftewel hekgolf ontstaat. Deze hekgolf wordt gecreëerd door een boot. Als er eenmaal een hekgolf is ontstaan, kan de wakeboarder deze hekgolf gebruiken als schans en er stunts op uitoefenen.
Op het moment dat een wakeboarder gebruik maakt van een kabelbaan, ontstaan er geen hekgolven en kan er derhalve niet gesprongen worden. Om toch uit het water te geraken, moet de wakeboarder zelf een block oftewel ollie oftewel pop maken om zogezegd toch airborne te geraken. Dit kan een wakeboarder bewerkstelligen door heel veel snelheid te maken en dan plotseling te blokkeren. Wakeboards bevatten tegenwoordig een kunststofkern met daaromheen glasvezel. Deze opbouw van het materiaal zien we ook terug bij waterski’s. Het aantal wakeboards is heden ten dage zeer groot. Om niet onderkoeld te raken draagt een wakeboarder een wetsuit die gemaakt is van neopreen. Uiteraard is het ook heel belangrijk om goed beschermd het water op te gaan en allerlei veiligheidsmiddelen te dragen zoals een helm, zwemvest en kniebeschermers.