In Julianadorp aan Zee zijn alle denkbare watersporten te beoefenen waaronder het uiterst populaire wakeboarden en waterskiën. Wakeboarden en waterskiën zijn twee nauw aan elkaar verwante watersporten.
Wakeboarden
Tijdens het wakeboarden wordt een wakeboarder door een boot of kabelbaan over het water getrokken. Het wakeboarden kent drie verschillende disciplines: tricks, dubbelup en obstacles. Amerika is de bakermat van het wakeboarden, de sport zag daar in 1985 het levenslicht. Tony Finn, een zeer ervaren golfsurfer, ontwikkelde de wakeboard. De wakeboard die Finn maakte, leek op een kleine surfplank, uitgerust met twee voetbanden. De wake (de zogenaamde hekgolf) van een boot is noodzakelijk voor het uitvoeren van de stunts bij het wakeboarden. Een wakeboarder kan de hekgolf gebruiken als een schans door er met hoge snelheid op af te varen. Er is wel een verschil voor een wakeboarder als hij gebruik maakt van een boot of van een kabelbaan. In principe kunnen dezelfde stunts worden uitgevoerd, alleen er wordt wel een andere techniek gevraagd van de wakeboarder.
Als er gebruik wordt gemaakt van een kabelbaan, ontstaat er geen hekgolf. Er kan dan dus niet gesprongen worden. De wakeboarder moet derhalve zelf een block oftewel ollie oftewel pop maken om toch uit het water te geraken. Dit kan een wakeboarder bewerkstelligen door heel veel snelheid te maken en dan plotseling te blokkeren. Een wakeboard heeft een kunststofkern met daaromheen glasvezel, hetgeen ook bij een waterski het geval is. Er zijn verschillende soorten wakeboards; in allerlei soorten en maten. Om tegen de kou beschermd te zijn, draagt een wakeboarder een wetsuit van neopreen. Daarnaast is het wel verstandig om allerlei veiligheidsmiddelen te dragen zoals kniebeschermers, een helm, een zwemvest met impact-protection, een kniebrace en een handle.
Bij het wakeboarden worden verschillende tricks uitgevoerd zoals ‘wake to wake’, ‘grabs/nose/tail’, ‘360’, ‘inverts’, ‘frontflip/frontroll’, ‘backroll’, ’tantrum’ en ‘railey’. Er zijn ook enkele varianten op het wakeboarden zoals knieboarden, wakeskiën, wakesurfen en barefoot-wakeboarden. Bij het wakeskiën ligt het accent meer op de freestyle-kant. Bij het wakesurfen wordt de voorttrekkende boot volgeladen met ballasttanks. Op deze manier ontstaat de perfecte golf om te berijden. Bovendien is de kwaliteit van de golf constant waardoor er goed getraind kan worden.
Waterskiën
Bij het waterskiën wordt een waterskiër middels een mechanische trekbeweging (boot of kabel-ski-baan) over het water voortgetrokken. In 1841 is er door een Zweed al het patent gelegd op het maken van waterski’s. De geschiedenis vertelt helaas verder niet of er gebruik is gemaakt van dit patent. Volgens de Amerikanen echter zag het waterskiën pas in 1922 het levenslicht. Ralph Samuelson wordt bij hen gezien als de grondlegger van het waterskiën. Hij gebruikte op Lake City twee planken als ski’s en een waslijn als touw. Toen Samuelson in verschillende Amerikaanse staten shows begon te geven, werd het waterskiën steeds populairder in de VS. Heden ten dage is het waterskiën ook een populaire sport in Nederland en wordt het door duizenden liefhebbers beoefend.
Om te kunnen starten met waterskiën wordt een zogenaamde ‘diepwaterstart’ gemaakt. De waterskiër gaat in het water liggen, waarbij de beide skipunten uit het water steken. Het touw zit dan in het midden. Naast de diepwaterstart kun je ook een zitstart of springstart maken. Een zitstart is behoorlijk comfortabel; je gaat op de rand van een steiger zitten waarbij je de ski’s in het water laat zakken. Het stokje houd je goed dicht bij je lichaam. Op het moment dat de boot vertrekt, ben jij ook vertrokken. De moeilijkste start is de springstart. De springstart is alleen maar uit te voeren als je maar met één ski gaat skiën.
Als je gaat waterskiën, is het om veiligheidsredenen heel erg belangrijk dat je met drie personen bent; de waterskiër zelf, de bestuurder van de boot en de zogenaamde opzichter. De opzichter is de tussenpersoon van de waterskiër met de bootbestuurder en is verantwoordelijk voor de communicatie tussen hen. Een communicatie die middels handsignalen verloopt; als de duim omhoog gaat, moet de snelheid omhoog. Als de duim daarentegen omlaag gaat, moet de snelheid omlaag. Binnen het waterskiën bestaan er verschillende disciplines zoals het figuurskiën, slalomskiën, wedstrijdslalomskiën, schansspringen, raceskiën, snowskiën en blootvoets skiën.
Figuurskiën
Tijdens het figuurskiën maakt de waterskiër gebruik van één of twee zeer korte ski’s. Deze ski’s bevatten geen vinnen. Door deze vorm van de ski’s heeft de waterskiër heel veel bewegingsvrijheid en kan daardoor speciale bewegingen maken. Door gebruik te maken van een speciaal touw waarin een voet geplaatst kan worden, kunnen er veel bewegingen gemaakt worden. Zo is het mogelijk om te waterskiën zonder gebruik te maken van de handen en steunend op één voet. Deze manier van waterskiën wordt ‘cord-au-pied’ genoemd, hetgeen ‘voet-aan-touw’ betekent. Tijdens de wedstrijden hebben de waterskiërs twee keer 20 seconden tijd om hun figuren uit te voeren en te tonen. Iedere trick heeft een puntenwaarde die vast staat en die toegekend wordt op het moment bij een succesvolle uitvoering. Die figuurskiër met de meeste punten wint uiteraard de wedstrijd.
Slalomskiën
In het slalom-ski-jargon betekent de term slalomskiën dat er gewaterskied wordt met slechts één ski, hetgeen ook wel een mono-ski genoemd wordt. Bij het slalomskiën worden beide voeten in een lijn geplaatst op de ski. Uiteraard wordt voor het slalomskiën een goed evenwichtsgevoel gevraagd, dus is het niet echt gemakkelijk. In de praktijk wordt eerst geleerd om met twee ski’s overweg te kunnen gaan om daarna met één ski te kunnen waterskiën. Een parcours van boeien (klein en bolvormig) moet worden afgelegd tijdens het wedstrijdslalomskiën. De ingangspoort wordt geflankeerd door een paar boeien, daarna moet er rond zes boeien geskied worden, om uiteindelijk te finishen bij de uitgangspoort die ook weer geflankeerd wordt door een paar boeien.
Schansspringen
Bij het schansspringen worden langere ski’s gebruikt die bovendien speciale staartvinnen hebben (kort en breed). Op deze manier raken de ski’s niet beschadigd als er over de schans wordt gegleden. Bij het schansspringen is het de bedoeling dat de waterskiër zo ver mogelijk springt. De boot vaart richting de schans met een constante snelheid. De waterskiër moet zelf zijn snelheid verder opbouwen. Dit kan hij doen door zogenaamd aan te snijden richting de schans. Dit wordt ook wel de ‘cut’ genoemd. Beroepsmatige waterskiërs kunnen hierbij snelheden halen van meer dan 100 kilometer per uur. Het is ook noodzakelijk dat er na de sprong goed geland wordt en dat de waterskiër kan doorskiën.
Blootvoets skiën
Zoals de naam al doet vermoeden wordt er bij het blootvoets skiën geskied op blote voeten, dus zonder gebruik te maken van ski’s. Dit kan alleen maar als de snelheid zeer hoog is. Het blootvoets skiën is zeer moeilijk en kan alleen maar uitgevoerd worden door beoefenaars met zeer veel ervaring.