De vogel ziet er op het eerste gezicht disproportioneel uit. Een gedrongen lichaam, korte staart, dikke nek, forse kop en een enorme snavel. Zeg maar gerust; een kolossale snavel. Door deze kegelvormige, gigantische snavel lijkt hij op een kleine papegaai. Binnen de Nederlandse vogelfamilie is het derhalve een clowneske verschijning.
De appelvink!
Alles bij de appelvink draait om diens snavel! Het lijkt erop dat bij het beest eerst de snavel aanwezig was, waarna de rest van de vogel er omheen is gebouwd. Het is feitelijk een snavelsuperspecialist. Niet alleen het formaat van de appelvinksnavel is indrukwekkend, maar ook zijn kleur: hypnotiserend metaalblauw.
De appelvinkbek is de volmaakte natuurlijke notenkraker. Het gehemelte van de appelvink bestaat uit twee gegroefde, bolle steunplaten waartussen een pit muurvast geklemd wordt. Vervolgens drukt de kauwspier de ondersnavel tegen de bovensnavel met een drukkracht die opgevoerd kan worden tot meer dan zeventig kilogram! Iedere pit capituleert bij deze immense druk en geeft zijn voedingsstoffen prijs. De appelvink is derhalve een echte pittenverbrijzelaar. Naast pitten van kersen en kornoeljes, verbrijzelt de vogel ook zaden van esdoorns, roodbeuken en coniferen.
De appelvink is de grootste en zwaarste vinkensoort die in Nederland voorkomt. Het is geen zeldzame vogel, maar laat zich niet gemakkelijk spotten. De appelvink zit het liefst hoog in boomkruinen en is schuw en waakzaam. Ook het geluid dat hij maakt, is tamelijk pover en bescheiden. Je kunt appelvinken in de zomer nog het beste waarnemen, lees horen, als ze aan het eten zijn; het is dan een gekraak van jewelste.
In de winter zijn appelvinken beter te zien. Als de blaadjes vallen, valt ook de natuurlijke camouflage van de appelvink weg en verliest hij zijn anonimiteit. Tijdens het vierde jaargetijde zijn ze ook naar tuinen te lokken, als daar een banket van vogelzaden en noten wordt klaargelegd op een speciale vogelvoederplaatsen. Appelvinken komen nooit alleen naar dit soort buitenkansjes toe, altijd tezamen met soortgenoten of andere vinksoorten. Hierdoor zijn ze minder kwetsbaar. Bij de minste of geringste verstoring zorgen ze er overigens voor dat ze als de wiedeweerga het hazenpad kiezen.
Zijn volwassen appelvinken mensenschuw en constant op hun hoeden, hoe anders is dat voor hun kuikens. De net uitgevlogen jonge appelvinken verlaten met veel gekrijs en bombarie het ouderlijke nest, hetgeen de interesse wekt van sperwers en andere roofvogels. Het resultaat laat zich raden. In de lucht heeft de appelvink een golvende, elegante vlucht. Op de grond daarentegen heeft hij een waggelende gang en maakt hij bovendien grote sprongen. Door zijn dikke kop, nek en snavel lijkt hij ieder moment uit evenwicht te raken en om te tuimelen.
Hoewel de naam doet vermoeden dat de appelvink dol is op appels, zijn het juist kersen die op de meest culinaire interesse van de zangvogel kunnen rekenen. Het element ‘appel’ dat in de naam zit, heeft overigens betrekking op haagappels, hetgeen meidoornvruchten zijn en geen appels zoals wij die kennen. De pitten van meidoornvruchten zijn voor de appelvink ook niet te versmaden. Kersenboeren zijn natuurlijk minder blij met appelvinken. Zij hebben het hele jaar de fruitbomen gepamperd, gesnoeid en onderhouden om ze naar een ideaal bloeimoment te brengen waarna ze hun kostbaarheden prijs mogen geven. En als er dan een paar appelvinken rücksichtlos gaan huishouden in de gaard, staat bij hen het huilen nader dan het lachen!