Een vijver is in theorie een sierraad voor de tuin. Een mooie waterpartij waar water stroomt, bloemen floreren, kikkers kwaakconcerten geven, vissen zorgeloos baantjes trekken en stenen tuinkabouters stoïcijns de wacht houden.
Tot zover de theorie.
Nu de praktijk!
Om te voorkomen dat rondzwervende katten de vissen uit het vijverwater meppen of neergestreken blauwe reigers het hele zwikje waterbewoners aan hun dolkvormige snavels rijgen, zijn de hedendaagse vijvers verworden tot onneembare vestigingen die weinig meer met schoonheid van doen hebben.
Tegenwoordig zijn tuinwatertjes overspannen met foeilelijke netten en omspannen met angstaanjagend scherpe prikkeldraden. Vijvereigenaren zullen wel moeten. De bovenbeschreven rovers zal het een worst wezen dat jij een half jaar hebt gespaard voor een partij peperdure Japanse koikarpers, die voorbestemd waren voor een langdurig vijververblijf. Zij laten met alle liefde van de wereld deze vissen, uit het land van de reizende zon, direct hemelen.
Dat katten tuinen afstruinen naar vogeltjes, muisjes en vijvervisjes is van alle tijden, maar dat meneer de reiger ook zijn prooideel opeist in de gaard, is van een recentere geschiedenis. Blauwe reigers waren namelijk tot de jaren zestig van de vorige eeuw min of meer vogelvrij verklaard en was onder andere het ‘reigertje schudden’ één van de volksvermaken. Een boom, waarin zich jonge blauwe reigers bevonden, werd net zolang geschut dat de onfortuinlijken één voor één naar beneden kwamen zeilen. Een paar eeuwen daarvoor prijkte blauwe reigers zelfs nog op de menukaart en verdwenen ze massaal in de stoofpot.
Vandaag de dag hoeven blauwe reigers niet meer bevreesd te zijn voor de pesterijen en het keukengereedschap van de mens, ze zijn namelijk beschermd. Dat heeft de knop in het blauwe reigersbrein echter volledig omgezet, van mensenschuw naar hondsbrutaal. De blauwe reiger heeft derhalve zijn werkterrein opgeschaald van het polderlandschap, waar hij de leefgemeenschap van sloten en kanalen het leven zuur maakt, tot de door mensen bewoonde wereld. Ze duiken nu overal op om te jagen en te schooien; parken, winkelcentra, boulevards en … tuinen!
Ook buiten dorpen en steden schromen blauwe reigers het niet om mensen op te zoeken, waarbij dan soms aandoenlijke plaatjes ontstaan. Iedereen herkent wel het beeld van een sportvisser die aan een kreekje of kanaaltje geduldig naar zijn dobbertje zit te staren en daarbij in gezelschap wordt gehouden door de grote blauwe vogel in kwestie, die zich op een gepaste afstand beweegloos heeft opgesteld. Als twee doorgewinterde vismaten wachten ze in spanning af wat komen gaat. Op het moment dat het drijvertje zich beroert, veert de hengelaar lichtjes op uit zijn stoel en verzet de reiger subtiel even zijn lange poten.
Als er daadwerkelijk een vis aan de haak is, gaat het heel snel. De tot dan toe verstarde blauwe reiger komt sneller, dan dat een kameleon van kleur kan verschieten, in actie. Voordat de visser met zijn ogen heeft kunnen knipperen, is de gevleugelde vriend al van zijn plaats gekomen, heeft hij de gehaakte vis gespietst aan zijn vlijmscherpe snavel en is met de noorderzon vertrokken. Zijn vloekende en tierende visgabber achterlatend!