Spechten zijn de drummers van het bos. Iedereen die weleens in een bos wandelt, herkent het trommelgeroffel van deze drukke baasjes uit duizenden. Spechten doen dit niet om een slaginstrument toe te voegen aan de kakofonie aan riedeltjes die zangvogels de ether insturen.
Spechten hakken namelijk om twee redenen in op bomen. Enerzijds om toegang te verkrijgen tot hun dagelijkse maaltijd; kevertjes, rupsjes, spinnetjes en dat soort werk. Echter dit kleine grut is niet helemaal gek, zij hebben zich doorgaans diep verstopt in de spelonken en groeven van boombasten.
Doch houden ze klaarblijkelijk geen rekening met het feit dat een specht is uitgerust met een vlijmscherpe snavel die hij maar al te graag als pikhouweel gebruikt. Met dit geraffineerde snuitinstrument hakt hij rücksichtslos in op de taaie bomenschil. Hierdoor splijt het houtwerk uiteen en komen de in doodsangst verkerende priegelprooidiertjes oog in oog te staan met hun nietsontziende belager.
De tweede reden waarom een specht een boom te grazen neemt, is omdat hij er een nestholte uit wil hakken. Uiteraard is dat een flinke klus waar bijzonder veel ‘spechturen’ in zitten. Het is dan ook wonderbaarlijk dat het vogelbeest geen schedelbasisfractuur of op zijn minst een enorme koppijn aan het hakken overhoudt.
Met enorm veel geweld en in een moordend tempo wordt namelijk op de boom ingebeukt en wordt de gewenste holte gecreëerd waarin de eitjes worden gelegd en uiteindelijk de spechtkoters het levenslicht zullen zien. Van de zes in Nederland voorkomende spechtsoorten, hakken er vijf op de bovenbeschreven manier in op bomen, er is echter één vreemde eend in de spechtenbijt.
De draaihals!
De draaihals is geen boomspecht, maar een bodemspecht. Hij scharrelt zijn kostje bij elkaar op de humuslaag die zich op de bosgrond heeft gevormd. Het beest wordt in de volksmond ook wel de mierenjager genoemd. De spijker op zijn kop.
Mieren die denken een onbezorgde boswandeling te kunnen maken, moeten dat met een draaihals in de buurt met de dood bekopen. Als een tikkende naaimachine worden ze allemaal van de grond gepikt. De absolute delicatesse voor de draaihals vormen mierenpoppen, deze worden met zijn lange tong zo uit hun diepverborgen nesten gelepeld.
Integenstelling tot zijn ijverige spechtwapenbroeders, is de draaihals geenszins van plan om zich het leplazerus te hakken om een nestholte te verkrijgen. Hij speurt liever naar bestaande boomholtes waar hij zonder dat hij zich in het zweet heeft hoeven hakken aan het nageslacht kan gaan werken.
Naast het feit dat de draaihals qua hakwerk zijn spechtenachtergrond weinig eer aan doet, is er nog een onderscheidende en afwijkende eigenschap waarmee het dier is uitgerust. Zijn nek! De draaihals kan zijn kop namelijk honderdtachtig graden draaien in ieder gewenste richting, vandaar zijn naam.
Bij ieder andere spechtensoort is deze actie niet verenigbaar met het leven. Uiteraard is er altijd nog baas boven baas, de uil kan zijn snoet nog negentig graden verder draaien tot tweehonderdzeventig graden.
De draaihals heeft deze bijzondere draai-eigenschap van moedertje natuur gekregen om zich te kunnen verdedigen. Als er namelijk gevaar dreigt, strekt zijn hals ver uit en gaat hij met zijn nek kronkelen als een slang en hoopt daarmee zijn belagers af te schrikken!